Een werkwoord is een actiewoord—het vertelt je welke actie of toestand er in een zin plaatsvindt. Op veel basisscholen noemen ze het ook wel een Doe-woord. Denk aan woorden zoals rennen, denken, groeien of dromen. Iemand of iets doet iets in de zin, en dat “doen” duiden we aan met een werkwoord.
Voorbeeld
“Tim rent naar de winkel.”
In deze zin is “rent” het werkwoord. Het geeft aan wat Tim doet: hij rent.
Waarom het Belangrijk is
Werkwoorden zijn cruciaal voor begrijpend lezen. Ze vertellen je welke actie er in een zin of verhaal plaatsvindt. Zonder werkwoorden zou de zin vaag en onduidelijk zijn, en zou je niet weten wat er gebeurt.
Hoe het Werkt
Als je leest, zoek je het werkwoord om te weten wat er gebeurt:
-
Zoek de Doener
Wie of wat voert de actie uit? (Bijv. “Tim” in het voorbeeld.) -
Bepaal de Actie
Wat doet die persoon of dat ding? Dat is het werkwoord (bijv. “rent”).
Tips voor Effectief Gebruik
- Oefen met Zinnen
Wanneer je een boek of verhaal leest, zoek het werkwoord in elke zin. - Maak je Eigen Zinnen
Bedenk zinnen rond een bepaald werkwoord. Zo leer je werkwoorden in verschillende contexten te gebruiken. - Werkwoordenlijst
Houd een lijst van werkwoorden bij voor inspiratie en om te oefenen.
Valkuilen of Veelgemaakte Fouten
Een veelvoorkomende fout is het verwarren van werkwoorden met bijvoeglijke naamwoorden (woorden die iets zeggen over een zelfstandig naamwoord, zoals “mooi”, “groot”, “snelle”). Niet elk woord dat een actie suggereert is een werkwoord.
- Voorbeeld: “De snelle auto.”
“Snelle” is hier geen werkwoord, maar een bijvoeglijk naamwoord.
Samenvatting
Werkwoorden zijn de actie-woorden in een zin. Ze vormen de kern van wat er gebeurt. Bij begrijpend lezen herken je het werkwoord om te begrijpen welke handeling er plaatsvindt. Oefen met het herkennen en gebruiken van werkwoorden in zinnen, en let op dat je ze niet verwart met bijvoeglijke naamwoorden. Met deze tips wordt het omgaan met werkwoorden al snel veel eenvoudiger!